'Werken met jongeren wekt iets positiefs bij mij op'
Hulpverlening heeft iets magisch, vindt kind- en jeugdpsychiater Jan Hermsen, sinds 2016 werkzaam bij het Leo Kannerhuis in Nijmegen. “Het is niet altijd goed te verklaren waarom een behandeling slaagt, maar het helpt als je een bepaalde feeling met de doelgroep hebt.”
Jan werkt bij het Leo Kannerhuis met jongeren tussen de 14 en 21 jaar, die de diagnose autisme hebben in combinatie met andere problematiek. Met deze jonge doelgroep werkt hij pas relatief kort, want een groot deel van zijn werkende leven werkte hij als volwassenenpsychiater. Jan: “Van 2002 tot 2007 werkte ik bij een andere ggz-organisatie op de gesloten afdeling met mensen met zware psychiatrische problematiek. Al vond ik dat werk erg leuk en elke dag uitdagend, een aantal belangrijke dingen klopten niet en dat leidde ertoe dat ik op het eind overspannen raakte. Ik had geen idee hoe ik verder moest, want terug naar diezelfde werkplek leek niet verstandig. Eind 2007 woonde ik een nascholing bij die ging over kinder- en jeugdpsychiatrie - dat ik in mijn opleidingstijd ook heb gedaan- en daar werd ik zo enthousiast van dat ik dacht: ik ga gewoon weer de schoolbanken in! Van 2008 tot 2010 heb ik vervolgens de opleiding gedaan. Het was wel even wennen; mijn zelfvertrouwen had door mijn burn-out wel een deuk opgelopen en het duurde even tot ik dat weer terug had.”
Zinvol bezig
Na zijn opleiding heeft Jan vijf jaar als kind- en jeugdpsychiater bij het regionale centrum voor Kinder- en jeugdpsychiatrie in Vught gewerkt en sinds 2016 werkt hij dus bij het Leo Kannerhuis. Jan: ”Het bevalt me heel goed. De omgang met jongeren wekt iets positiefs bij mij op. Het gaat om jongeren met de hoofddiagnose autisme, die ondanks eerdere hulpverlening nog steeds vastlopen in het leven. Deze jongeren komen vaak binnen met angst- of stemmingsproblemen, omdat het ze niet lukt om mee te draaien in de klas. Dat hakt in op hun zelfbeeld en zelfvertrouwen. Vaak zijn ze radeloos en soms suïcidaal. De maatschappij is voor hen complex en regelmatig zijn ze het geloof in zichzelf en in de behandeling kwijt. Om hen samen met mijn collega’s te helpen, geeft mij het gevoel dat ik zinvol bezig ben. Je probeert hun leven weer een beetje op orde te krijgen, zodat ze weer kunnen meedoen op school of werk, en de omgang met hun naasten en opvoeders verbetert.”
Focussen op hulp
Hij geeft een voorbeeld: “We hebben een jongen in de kliniek gehad die ernstig suïcidaal was. Voordat hij bij ons kwam zat hij in een woonvorm, waar zo vaak crisissituaties waren dat iedereen om hem heen, zoals ouders, woonbegeleiders, spoedeisende hulp, radeloos werd. Die situatie was onhoudbaar. We hebben de jongen duidelijk gemaakt dat we alléén iets voor hem konden en wilden betekenen als hij koos voor het leven én een behandeling. We wilden focussen op hulp en niet op zelfdestructief gedrag. Deze ‘strenge’ aanpak hielp. We hebben zijn gedrag heel snel weten om te turnen naar normaal gedrag. Dat onze aanpak hielp, vind ik mooi. Hulpverlening heeft iets magisch, het is niet altijd te verklaren waarom een behandeling helpt. Het is soms best een lastige doelgroep. Mijn opleider zei altijd: ‘Je moet niet jagen maar vissen’. Je gooit rustig een haakje uit en gaat dan voorzichtig hengelen. Ben je te snel en te direct dan wordt het niks in de werkrelatie met deze jongeren. Je moet ze verleiden, veel overleggen, transparant zijn en ze serieus nemen. Alleen dan gaan ze weer geloven en ontstaat er motivatie. En je moet jezelf goed kennen in relatie tot de client. Op twijfelmomenten denk ik wel eens: wat moet een jongere nou eigenlijk met zo’n ouwe knar als ik? maar ik geloof dat het leeftijdsverschil meestal geen hinder is.”
Bijzondere doelgroep
“Veel jongeren zijn concreet denkend en dan is humor niet altijd vanzelfsprekend. Als ik eens een grapje maak moet ik dat vaak uitleggen. En toch word ik ook nog weleens op het verkeerde been gezet. Dan maken zij opeens een grapje en moeten ze dat aan mij uitleggen. Dat vind ik heel leuke momtenten. Je werkt hier echt met een bijzondere doelgroep. Een goede samenwerking met de collega’s is belangrijk en fijn. Dat zit hier wel goed. Daarnaast hebben we ook een heel fijn terrein, met veel groen en weinig prikkels voor cliënten. Kortom: ik voel me hier thuis. Gemiddeld werkte ik altijd zo’n vijf jaar bij een organisatie. Maar hier werk ik inmiddels zeven jaar. En ik weet zeker dat ik hier uiteindelijk ook met pensioen ga.”